Niveau B

Wedstrijdniveau:

Hoog/niveau 1 ladder Breda Beach

Beginsituatie:

Set up

  • Een bal kan BH gespeeld worden op de gevraagde positie, met rotaties. Deze zijn 7 van de 10 keer op maat.
  • Er is geen rust in het lopen naar de bal om een set up te geven.
  • Men is niet gewend aan spelen met wind.
  • Bij onderhands setten zal de set up 6 van de 10 keer goed speelbaar aankomen.
  • Er wordt sporadisch gecalled. Daar is geen tijd/rust voor.
  • Er wordt niet aan aanvalsverdeding gedacht. Er wordt niet uitgelopen na de set up.

Doelstelling:

Set up

  • Een goede pass kan, zonder wind, bovenhands gespeeld worden zonder rotatie.
  • Indien een pass niet optimaal is kan er middels de onderhandse techniek een corrigerende set up gegeven worden.
  • De set up kan gespeeld worden zoals de aanvaller dat vraagt. Binnen een meter maar ook “buiten”.
  • Een slechte pass kan d.m.v. het door de bal heenlopen achterover naar het net gespeeld worden.
  • De set up kan in een oefening 9 van de 10 ballen daar gespeeld worden waar de aanvaller het vraagt.
  • Na iedere set up wordt een call gegeven.

Beginsituatie:

Pass

  • De techniek van passen wordt beheerst. Er wordt nog vrij veel vanuit de armen i.p.v. benen gespeeld
  • Van de 10 ballen zullen er 4 rechtdoor gepassed worden, waardoor de set up iets van het midden, BH, gegeven kan worden.
  • BH opvangen met hard contact is niet stabiel. 4 van de 10 zullen goed gespeeld worden.
  • Bij een moeilijke service, waarbij gelopen moet worden, zijn er veel problemen met passen.
  • Het ontvangen van een moeilijke service gebeurd niet vaak. Hierdoor is dit nog niet geoefend.

Doelstelling:

Pass

  • De service pass wordt voor 80% rechtdoor gepassed, zodat de medespeler vanuit het midden van het veld een set up kan geven
  • De pass op zowel een topspin als een floater service wordt goed beheerst.
  • In noodsituaties kan de bal middels hard contact bovenhands gepassed worden. Deze ballen worden hoog naar het midden van het veld gespeeld zodat er een set up gegeven kan worden. Als we er 10 zouden spelen zijn er 7 goed.
  • Ralleypass wordt hoog naar het midden van het veld gespeeld.

Beginsituatie:

Aanval

Doelstelling:

Aanval

  • De aanvaller kan op een goede set up hard aanvallen naar 3 posities. Rechtdoor, midachter en diagonaal.
  • De aanvaller kan zowel op links als op rechts een bal “slaan”.
  • Bij een aanval zal 80% van de ballen zonder fout geslagen worden. De aanvaller weet waar het blok hangt en kan een bal er langs slaan.
  • Bij een set up uit het net kan de aanvaller de bal met “power” slaan.
  • De aanvaller kan op 4 posities in het veld “shotten”. De shot zal in 90% van de ballen binnen 1 meter van de lijnen gespeeld kunnen worden.
  • De aanvaller kan in een oefening voor de verdediger 9 van de 10 ballen shotten op de plaats waar dat nodig is voor de oefening.
  • De aanvaller luistert naar de call van zijn medespeler en kan deze als hulpmiddel gebruiken.
  • De aanvaller beheerst alle aanvalstechnieken: nockle, shot, harde aanval, cutshot, etc.

Beginsituatie:

Blokkering

  • Bij een set up binnen 1 meter van het net wordt, volgens afspraak met de verdediger een blok gezet.
  • De blokkeerder kan een zone “dicht” zetten. Rechtdoor of diagonaal.
  • De blokkeerder kan de bal blokkeren. Er wordt dan voor de slagarm geblokkeerd.
  • De blokkeerder staat recht tegenover de aanvaller en springt recht omhoog (zweeft niet opzij).
  • De basisprincipes van de techniek zijn bekend.

Doelstelling:

Blokkering

  • De blokkeerder start 2 meter uit het net om ballen die er in een keer overheen komen te verdedigen.
  • De blokkeerder beheerst de techniek van het zetten van een blok. Handhouding, timing, positie t.o.v. de bal, etc.
  • De blokkeerder “zweeft” niet naar de bal.
  • De blokkeerder kan een zone dicht zetten
  • De blokkeerder kan op een scherpe bal een “aanvallend” blok zetten

Beginsituatie:

Verdediging

  • De verdediger beheerst de 3 pass zowel vanuit het net als vanuit de verdedigende positie en staat stil als de bal geslagen wordt.
  • Speler kan juiste positie innemen bij een diagonaal of rechtdoor geslagen bal.
  • Zit laag klaar en kan ook naar voren bewegen bij een korte bal.
  • Van de 5 shots/zachte aanvallen kunnen er 3 OH naar het net gepassed worden, zodat er BH een set up gegeven kan worden.
  • Van de 5 shots over de verdediger kunnen er 3 middels de 3 pas uitgelopen worden. Deze worden hoog naar het midden gespeeld.
  • Een speler kan door de bal “heenlopen” en deze omhoog spelen.
  • Van de 5 harde aanvallen worden er 2 goed verwerkt.
  • Men speelt een hard geslagen bal BH.

Doelstelling:

Verdediging

  • De verdediger beheerst de 3 pass
  • De verdediger kan een hard geslagen bal, geslagen binnen 1 meter van de verdediger hoog naar het centrum omhoog spelen. De verdediger beheerst het bovenhands opvangen van een hard geslagen bal
  • De verdediger beheerst het met hard contact opvangen van een bal die over hem/haar heen gespeeld wordt.
  • De verdediger kan nadat de set up gegeven is van positie wisselen en op het moment dat de bal geslagen wordt stilstaan om te verdedigen.
  • De verdediger kan een bal uitlopen d.m.v. het door de bal heen lopen.
  • De verdediger is in staat om in het veld te bewegen om korte ballen eruit te lopen.

Beginsituatie:

Service

  • Er wordt altijd BH geserveerd.
  • Een 1 service wordt altijd goed geserveerd
  • De serveerder kan een tegenstander uitkiezen en daarop serveren.
  • De serveerder kan kort en lang serveren.
  • Men is bekend met de basisprincipes van de verschillende services: Floater, topspin (nog niet uit sprong) en skyball.

Doelstelling:

Service

  • De serveerder kan gericht serveren. 9 van de 10 ballen komen op die positie waar de serveerder de bal wil spelen.
  • De serveerder kan rekening houden met de wind.
  • De serveerder kan een topspin, floater en skyball serveren.
  • Een 1 service is altijd goed, een 2 service is 8 uit 10 ballen goed en een 3’tje is 5 uit 10 goed geserveerd.

Beginsituatie:

Tactiek

  • Er wordt gecommuniceerd in het veld. Er is duidelijkheid over wie de bal speelt
  • Er worden afspraken gemaakt over hoe samen het veld te verdedigen. De blokkeerder weet waar de verdediger zit en andersom.
  • De blokkeerder geeft aan hoe het blok gezet wordt. Met 1 of 2 vingers.
  • De spelers weten van elkaar wat de favoriete bal is.

Doelstelling:

Tactiek

  • De speler kan volgens een systeem spelen. Na iedere set up wordt er gecalled, de aanval kan gespeeld worden n.a.v. de call, de blokkering en de verdediger werken samen n.a.v. een afspraak die de blokkeerder aan heeft gegeven.
  • Er wordt gecommuniceerd in het veld. Er is duidelijkheid over wie de bal speelt