Niveau A

Wedstrijdniveau:

First Division

Beginsituatie:

Set up

  • Uit een goede pass kan, zonder wind, bovenhands een set up gespeeld worden met weinig rotatie.
  • Indien een pass niet optimaal is kan er middels de onderhandse techniek een corrigerende set up gegeven worden.
  • De set up kan gespeeld worden zoals de aanvaller dat vraagt. Binnen een meter maar ook “buiten”.
  • Een slechte pass kan d.m.v. het door de bal heenlopen achterover naar het net gespeeld worden.
  • De set up kan in een oefening 8 van de 10 ballen daar gespeeld worden waar de aanvaller het vraagt.
  • Na iedere set up wordt een call gegeven.
  • Na de set up wordt aanvalsdekking gegeven.

Doelstelling:

Set up

  • Vanuit een goede pass een BH set up geven, die volgens de officiële spelregels technisch goed is.
  • Het zelf kunnen beoordelen van een set up.
  • Een slechte pass OH setten en deze d.m.v. gebruik te maken van de wind toch op het net spelen (topspin meegeven).
  • Een set up zowel voorover als achterover, ver en dichtbij kunnen geven.
  • Een set up wordt gegeven met gebruik van de wind. Wind mee uit het net houden en wind tegen naar het net toespelen.
  • Je aan kunnen passen aan de pass en de vraag van je medespeler. Corrigeren daar waar de pass niet 100% is en aanvullen aan datgene je medespeler vraagt.
  • De set up kan in een oefening 9 van de 10 ballen daar gespeeld worden waar de aanvaller het vraagt.
  • Na iedere set up wordt er een call en aanvalsdekking gegeven.

Beginsituatie:

Pass

  • De service pass wordt voor 80% rechtdoor gepassed, zodat de medespeler vanuit het midden van het veld een set up kan geven
  • De pass op zowel een topspin als een floater service wordt goed beheerst.
  • In noodsituaties kan de bal middels hard contact bovenhands gepassed worden. Deze ballen worden hoog naar het midden van het veld gespeeld zodat er een set up gegeven kan worden. Als we er 10 zouden spelen zijn er 7 goed.
  • Ralleypass wordt hoog naar het midden van het veld gespeeld.
  • De bal kan naast het lichaam gepassed worden.

Doelstelling:

Pass

  • De service pass wordt voor 90% rechtdoor gepassed, zodat de medespeler vanuit het midden van het veld een set up kan geven.
  • De ralleypass wordt met voldoende hoogte naar midvoor gespeeld zodat de medespeler de bal BH kan setten. Bal blijft 2 meter uit het net.
  • In noodsituaties kan de bal middels hard contact bovenhands gepassed worden. Deze ballen worden hoog naar het midden van het veld gespeeld zodat er een set up gegeven kan worden. Als we er 10 zouden spelen zijn er 9 goed.

Beginsituatie:

Aanval

  • De aanvaller kan op een goede set up hard aanvallen naar 3 posities. Rechtdoor, midachter en diagonaal.
  • De aanvaller kan zowel op links als op rechts een bal “slaan”.
  • Bij een aanval zal 80% van de ballen zonder fout geslagen worden.
  • De aanvaller weet waar het blok hangt en kan een bal er langs slaan.
  • Bij een set up uit het net kan de aanvaller de bal met “power” slaan.
  • De aanvaller kan op 4 posities in het veld “shotten”. De shot zal in 80% van de ballen binnen 1 meter van de lijnen gespeeld kunnen worden.
  • De aanvaller kan in een oefening voor de verdediger 8 van de 10 ballen shotten op de plaats waar dat nodig is voor de oefening.
  • De aanvaller luistert naar de call van zijn medespeler en kan deze als hulpmiddel gebruiken.
  • De aanvaller beheerst alle aanvalstechnieken: nockle, shot, harde aanval, cutshot, etc.

Doelstelling:

Aanval

  • Bij een aanval zal 90% van de ballen zonder fout geslagen worden.
  • De aanvaller kan net zolang wachten met aanvallen tot de call gegeven is en daar nog op reageren.
  • De aanvaller kijkt waar de verdediger staat en vlak voor de aanval of er een blok hangt.
  • De aanvaller gaat bij iedere bal voor de harde aanval, maar kan n.a.v. de call op het laatste moment beslissen om te shotten.
  • De aanvaller luistert naar de call van zijn medespeler en kan deze als hulpmiddel gebruiken.
  • De aanvaller beheerst alle aanvalstechnieken: nockle, shot, harde aanval, cutshot, etc.
  • De aanvaller kan in een oefening voor de verdediger 9 van de 10 ballen shotten op de plaats waar dat nodig is voor de oefening.
  • De aanvaller kan op 4 posities in het veld “shotten”. De shot zal in 90% van de ballen binnen 1/2 meter van de lijnen gespeeld kunnen worden.

Beginsituatie:

Blokkering

  • De blokkeerder start 2 meter uit het net om ballen die er in een keer overheen komen te verdedigen.
  • De blokkeerder beheerst de techniek van het zetten van een blok. Handhouding, timing, positie t.o.v. de bal, etc.
  • De blokkeerder “zweeft” niet naar de bal.
  • De blokkeerder kan een zone dicht zetten.
  • De blokkeerder kan op een scherpe bal een “aanvallend” blok zetten

Doelstelling:

Blokkering

  • De blokkeerder start 2 meter uit het net om ballen die er in een keer overheen komen te verdedigen.
  • De blokkeerder is scherp aan het net en blokkeert een tweeslag.
  • De blokkeerder maakt geen netfouten tijdens het blokkeren en verzorgd een aanvallend blok.
  • De blokkeerder beheerst de techniek van het zetten van een blok. Handhouding, timing, positie t.o.v. de bal, etc.
  • De blokkeerder “zweeft” niet naar de bal.
  • De blokkeerder kan een zone dicht zetten.
  • De blokkeerder zet zijn/haar blok volgens afspraak met de verdediger.

Beginsituatie:

Verdediging

  • De verdediger beheerst de 3 pas. Van de 10 ballen die in een oefening over de verdediger heen gegooid worden er 6 naar het centrum van het veld verdedigd.
  • De verdediger kan een hard geslagen bal, geslagen binnen 1 meter van de verdediger, hoog naar het centrum omhoog spelen.
  • De verdediger kent het bovenhands opvangen van een hard geslagen bal. 7 van de 10 ballen worden goed verwerkt.
  • De verdediger kent het met hard contact opvangen van een bal die over hem/haar heen gespeeld wordt. 7 van de 10 ballen worden goed verwerkt.
  • De verdediger kan nadat de set up gegeven is van positie wisselen en op het moment dat de bal geslagen wordt stilstaan om te verdedigen.
  • De verdediger kan een bal uitlopen d.m.v. de 3 pas en het door de bal heen lopen.
  • De verdediger is in staat om in het veld te bewegen om korte ballen eruit te lopen.

Doelstelling:

Verdediging

  • De verdediger staat altijd stil op het moment dat de aanvaller slaat
  • De verdediger kijkt naar de aanvaller en ziet aan de aanval waar deze gaat slaan
  • De verdediger weet wat de favoriete bal is van de aanvaller en kan daar in de wedstrijd op anticiperen.
  • De verdediger kan de ballen in de lengte richting juist inschatten. Bv passen die over het net gaan

Beginsituatie:

Service

  • De serveerder kan gericht serveren. 9 van de 10 ballen komen op die positie waar de serveerder de bal wil spelen.
  • De serveerder kan rekening houden met de wind.
  • De serveerder kan een topspin, floater en skyball serveren.
  • Een 1 service is altijd goed, een 2 service is 8 uit 10 ballen goed en een 3’tje is 5 uit 10 goed geserveerd.

Doelstelling:

Service

  • De serveerder kan de tegenstander onder druk zetten door de ballen geplaatst te spelen binnen ½ meter van de lijnen
  • De serveerder maakt gebruik van de wind
  • Een 3’tje wordt met die zekerheid gespeeld dat er 8 van de 10 ballen goed geserveerd worden.

Beginsituatie:

Tactiek

  • De speler kan volgens een systeem spelen. Na iedere set up wordt er gecalled, de aanval kan gespeeld worden n.a.v. de call, de blokkering en de verdediger werken samen n.a.v. een afspraak die de blokkeerder aan heeft gegeven.
  • Er wordt gecommuniceerd in het veld. Er is duidelijkheid over wie de bal speelt

Doelstelling:

Tactiek

  • De tegenstander wordt snel geanalyseerd. Wat is de favoriete bal van de spelers? Welke speler wordt eruit gepikt om op te serveren en werkt het niet dan kan er ook opgeschakeld worden op de andere speler.
  • De tactiek van aanvallen kan aangepast worden aan de tegenstander. Worden alle hard geslagen ballen verdedigd kan er omgeschakeld worden naar bv alleen shotten